Deze natuurbeheerders vragen waterschappen de kraan open te draaien | Klimaat

In natuurgebied de Zouweboezem broeden allerlei bijzondere moerasvogels, maar het waterschap houdt het waterpeil te laag en dat zorgt voor problemen. Ook in het Overijsselse Junner Koeland ligt een rol voor het waterschap. NU.nl bezocht de gebieden in aanloop naar de verkiezingen.
Terwijl vlokken natte sneeuw naar beneden dwarrelen, loopt Maarten Breedveld van het Zuid-Hollands Landschap de Zouweboezem in. Laarzen zijn daarbij geen overbodige luxe, want het gebied dat ten zuiden van de Lek tussen Lexmond en Meerkerk ligt, is zompig.
Toch is dat een vertekend beeld, want het beschermde moerasgebied (Natura 2000-gebied) is eigenlijk te droog. Het water zou er hoger moeten staan.
“Kijk, dit soort stukken kun je geen rietland meer noemen”, zegt Breedveld, terwijl hij het gebied in wijst. “Er staan nog wat stukjes riet, maar het vergrast enorm. Dat komt doordat het gebied niet meer overstroomt.”

Moerasvogels verlaten de Zouweboezem
Vroeger overstroomde de Zouweboezem wel, maar sinds waterschappen het waterpeil steeds preciezer en sneller kunnen sturen nog nauwelijks, vertelt Breedveld. “De dynamiek in het waterpeil is eruit. Er zitten ook zo veel belangen aan vast. Woningen, landbouw, natuur.”
Wat daarbij ook niet meehelpt, is dat het watersysteem dat waterschap Rivierenland moet beheren, tientallen kilometers groot is. “Dan zie je dat maatwerk leveren in zo’n Natura 2000-gebied niet mogelijk is”, legt Breedveld uit.
Het gevolg is dat typische moerasvogels het in de Zouweboezem steeds lastiger hebben. De snor of de grote karekiet bijvoorbeeld. De roerdomp kiest ervoor om iets verderop bij de Lek te broeden. “In een gebied zo groot als een grote woonkamer, terwijl hier honderden hectares aan rietmoeras lag.”

Purperreigers noodgedwongen de boom in
Het porseleinhoen is ook uit het gebied verdwenen en de tientallen purperreigers – waar de Zouweboezem om bekendstaat – hebben het ook moeilijk.
“Met bijna tweehonderd broedparen hebben we hier een van de grootste purperreigerkolonies van Noordwest-Europa”, weet Breedveld. De purperreigers broedden altijd op de grond tussen het riet. “Maar door het lage waterpeil is het moerasgebied enorm toegankelijk geworden voor roofdieren als de vos. Die banjert hier nu zo doorheen.”
De purperreigers zijn maar de boom in gevlucht en daar gaan nestelen. Maar ook daar dient zich een gevaar aan: de boommarter heeft zich al in de Zouweboezem gemeld en staat ongetwijfeld te popelen om te snacken in nesten van de reigers.
Het waterpeil moet dus omhoog. “Het staat hier doorgaans 80 tot 85 centimeter boven NAP”, zegt Breedveld. “Maar zonder dat het impact voor omwonenden heeft kan het peil naar 1 meter. Dat is net het verschil tussen droogte en nattigheid.”
Zuid-Hollands Landschap, dat de Zouweboezem beheert, is er al langer over in gesprek met waterschap Rivierenland. Maar het waterpeil verandert tot nu toe niet. Breedveld pleit voor snel handelen. “Ik zou het een gok vinden als we nog tien jaar deze koers varen. En de vraag is of gokken met een Natura 2000-gebied wel zo verstandig is.”
Oeroude koelanden langs Overijsselse Vecht
140 kilometer verderop ligt het Junner Koeland, een natuurgebied langs de Overijsselse Vecht. Samen met het op de andere oever gelegen Arriër Koeland is het een van de laatste restanten van stroomdalgraslanden. Ze barsten van de unieke biodiversiteit: bloemen, bijen, vlinders, vogels – zelfs de bomen en struiken zijn er bijzonder.

Dat hangt samen met de Vecht, en met de cultuurhistorie. Tot de komst van de kunstmest bestonden de zandgronden van Oost-Nederland grotendeels uit heidevelden. Die werden extensief begraasd door schaapskuddes. En dankzij de schapenmest waren er rond de dorpen kleine hoge akkertjes mogelijk: essen. Die leverden onder andere rogge.
Maar de esdorpen langs de Vecht hadden een derde bron van voedsel: koemelk. Het dorp had bij elkaar opgeteld zo’n dertig koeien, die gezamenlijk geweid werden. De dieren konden er grazen vanwege de unieke ondergrond. En ze creëerden tegelijk het unieke landschap.
Zo is het Junner Koeland niet alleen een uniek natuurgebied, maar geeft het ook een blik op een stuk cultuurland waar sinds de middeleeuwen vrijwel niets veranderd is. Ook de huidige eigenaar, Staatsbosbeheer, zet de begrazing met koeien voort. Kleine kuddes, die vrij rondlopen – een balanceeract tegen vergrassing door stikstofvervuiling.
Het resultaat is ’s zomers te zien: de bodem is dan bedekt met een tapijt van bloeiende kruiden. Paarse tijm, roze Vechtanjers, geel walstro en het blauw van grasklokjes, hondsviooltjes, lange ereprijs en blauwe knoop. Ook groeien er zeer zeldzame bloemen, zoals de muntsoort polei en heel lokaal de bergnachtorchis. Dat is een orchidee die verder alleen in Zuid-Limburg voorkomt.

Stroomdalgraslanden horen te overstromen
’s Winters zie je van al die bloemenpracht niets terug. Het gebied dat elke zomer kurkdroog is en vol bloemen staat, is dan knalgroen. Of helemaal blauw. Want de stroomdalgraslanden horen ’s winters te overstromen. Vroeger althans.
“Ik ben er trots op hoe we het beheer op orde hebben”, zegt Bert Haamberg, boswachter ecologie van het Junner en Arriër Koeland. “Maar er is één ding dat ik niet zelf kan: ik kan niet aan de kraan draaien.”
De Overijsselse Vecht is een eeuw geleden gekanaliseerd. De stroom is veel korter geworden en water wordt veel sneller afgevoerd. Van de oorspronkelijke stroomdalgraslanden die van de Duitse grens tot Zwolle grootschalig voorkwamen, resteren nog maar een paar postzegels.
Kalkrijk water nodig in strijd tegen verzuring
Ook die laatste gebieden dreigen langzaam kleiner te worden. Dat komt doordat de winterse overstromingen minder vaak voorkomen, een steeds kleiner gebied overspoelen – én korter duren: een paar dagen, in plaats van weken.
Zo wordt ook dit gebied getroffen door verzuring. Dat is een direct gevolg van stikstofvervuiling. Het zou mooi zijn als die stikstoftoevoer afnam, maar om het gebied ook voor de toekomst te behouden is terugkeer van het water nog essentiëler, zegt Haamberg.
“Periodieke overstroming met het kalkrijke water van de Vecht vermindert de effecten van die verzuring op de bodem en de planten. Voor de toekomst zou het mooi zijn als het gebied vaker overstroomt en dat het water er dan ook langer kan blijven staan.”
Maar hoe dan? Waterschappen staan toenemend onder druk vanwege een dubbele missie, die tegenstrijdig lijkt. Ze moeten wateroverlast voorkomen. En tegelijk zomerdroogten verhelpen. Dat kan door juist in de winter meer water vast te houden. Maar dan zullen we lokaal ’s winters soms ook natte voeten moeten accepteren, zeggen hydrologen.
Om de stroomdalgraslanden langs de Vecht te herstellen, zou idealiter de kanalisering moeten worden teruggedraaid. De rivier zou dan weer moeten slingeren door het landschap, en vooral minder diep moeten worden: van een watersnelweg terug naar een kabbelend riviertje.

Geplande nieuwe stuw kan redding zijn
De redding van specifiek het Junner Koeland kan ook van beton zijn: een stuw. Na de kanalisering van de Vecht waren stuwen nodig, om te voorkomen dat de rivier ’s zomers volledig leegstroomt. De dichtstbijzijnde stuw, bij het buurtschap Junne, ligt voor het Junner en Arriër Koeland precies verkeerd: stroomopwaarts. Dat betekent dat de Vecht juist achter de stuw dieper insnijdt en de natuurgebieden minder vaak overstromen.
Die stuw, eigendom van het waterschap, is oud en door schade afgekeurd. Er moet een nieuwe stuw worden gebouwd. En er gaan daarbij stemmen op om die nieuwe stuw een paar kilometer stroomafwaarts te bouwen. Voor het Junner en Arriër Koeland zou het een redding zijn. Maar zoals altijd met water spelen er meer belangen mee, en die moeten allemaal om dezelfde tafels kunnen zitten.
Haamberg wil dat proces niet verstoren en het daarom bij de essentie houden: “Het maakt me niet uit hoe het gebeurt. Maar als we dit unieke stroomdalgrasland voor de toekomst willen behouden, moet er ’s winters weer meer water in.”

Ik ben van de technische afdeling van hitmarketing.nl